RALLYCROSS KALENDER 2024
INKOM PRIJZEN
Voor de wedstrijden van 24 en 25 augustus en 14 en 15 september:
Zaterdag is er enkel een weekend ticket van 20 euro.
Voor zondag is het 15 euro.
Voor de vas wedstrijd (26 oktober) en de nationale wedstrijd (27 oktober) is het 15 euro voor zaterdag en 15 euro voor zondag. Een weekend ticket kost 25 euro.
Een vip kaart op zaterdag kost 40 euro en voor zondag 50 euro.
Speciale kortingen
Inkom Regionaal & Internationaal: 10 % vanaf 25 stuks
VIP -Kaart : 10 % vanaf 15 stuks.
Een rolstoel gebruiker mag gratis binnen met 1 begeleider
Door een probleem met de ontvangst van het internet kan er enkel met cash betaald worden. ( wij werken hier hard aan met proximus)
RALLYCROSS
Rallycross wordt op permanente circuits van circa 1 kilometer lang gereden (minimum 950, maximum 1400 meter). Die circuits zijn deels verhard, deels onverhard. In principe geldt dat minstens 35% verhard moet zijn en minstens 40% onverhard, maar uitzonderlijk worden ook autocrosscircuits gebruikt (volledig onverhard), op voorwaarde dat de startgrid wel van asfalt of beton is (bijvoorbeeld de baan “Am Matschenberg” die af en toe gebruikt wordt voor het Duits kampioenschap, en het Circuit André Toton dat enkele keren op de Franse rallycrosskalender stond).
Typisch voor veel circuits is ook de aparte startstrook, dat wil zeggen dat de startplaats in het verlengde ligt van een rechte lijn of grote bocht, zodat de volgende starters zich al kunnen opstellen terwijl de vorige nog aan het racen zijn. Meestal bevindt de finish zich ook op die rechte lijn of in de bocht net voor de piloten er terug op komen. Vanaf de finish mogen de piloten niet rechtdoor terug het rennerskwartier in kunnen rijden (zodat ze dat zeker niet met volle snelheid doen). De eerste 30 meter vanaf de start moeten zeker verhard zijn en tot de eerste bocht moet de afstand minstens 100 meter bedragen. Het circuit moet overal 10 tot 25 meter breed zijn en van de start (minimumbreedte 13,5m: 2,5m per starter + minstens een halve meter aan elke kant tot de baanrand) tot de eerste bocht mag er zeker geen versmalling zijn.
De voor internationale wedstrijden herkende circuits bezitten een zogenaamde Joker Lap sektie [lap = ronde], een iets tragere variant (bijvoorbeeld een stuk onverhard buitenom een geheel of deels verharde bocht) die de piloten in elke reeks en finale één keer moeten nemen, maar ze mogen zelf kiezen in welke ronde. Deze ronde wordt dan hun Joker Lap genoemd. Tijdens de vrije training mag de Joker Lap gereden worden, tijdens de tijdtraining wordt aan de Joker Lap sektie voorbijgereden. Een Joker Lap moet minstens twee seconden langer duren dan een normale ronde. Om de veiligheid te garanderen moet de snelheid van de piloten die het ‘normale’ circuit voor hun Joker Lap verlaten ongeveer even hoog kunnen zijn als die van de piloten die zich op die plek op het ‘normale’ circuit bevinden. De breedte is maximaal 14m. Veel circuits bezitten ook een chicane, een iets smallere en soms vrij scherpe bocht. Vaak kan deze – zeker als ze op de eerste rechte lijn ligt (zie boven: minimumafstand en -breedte tot eerste bocht) – in de eerste ronde gewoon rechtdoor voorbijgereden worden (bijvoorbeeld op het Eurocircuit in Valkenswaard).
De hier vermelde cijfers komen uit de reglementen van de FIA, de Fédération Internationale de l’Automobile, en zijn dus niet per definitie op alle circuits van toepassing waar geen door de FIA georganiseerde kampioenschappen doorgaan. Zo bedroeg de minimumbreedte volgens de AFOR-reglementen (Frankrijk) tot voor enkele jaren slechts 6 meter (nu: breedte 12-17m) en is het minimum onverhard volgens de KNAF-reglementen (Nederland) 35% en de minimumafstand tot de eerste onverharde strook 50m.
Verloop van een wedstrijd
Eerst krijgen de piloten de kans om enkele rondjes te rijden om met het circuit en zijn toestand vertrouwd te raken (meestal 2x 3 rondjes; bij wedstrijden over twee dagen, bijvoorbeeld voor het EK, begint de tweede dag ook met een “warm up” van 1x 3 rondjes vrije training). Na deze vrije training is er de tijdtraining: de piloten rijden individueel 3 rondjes. Van de tweede en de derde wordt de tijd gemeten en aan de hand van het beste resultaat wordt de startvolgorde voor de eerste reeks bepaald.
Daarbij starten de wagens per 3, 4 of 5 (van onderaan geteld per 5 tot er 10 of minder overblijven, dan die per 3, 4 of 5 de even bij elkaar en de oneven bij elkaar) tegelijk en naast elkaar, met als “pole” de positie aan de binnenkant van de eerste bocht. Naargelang het kampioenschap en het circuit worden er 3, 4 of 5 rondjes afgelegd. De tijd hiervan geldt voor de startvolgorde voor de tweede reeks, die op dezelfde manier verloopt. Dan volgt er nog een derde reeks. Voor de startvolgorde daarvan gelden eerste en tweede reeks samen.
Na de reeksen volgen de finales. De twee beste resultaten van de reeksen worden gebruikt om de startvolgorde te bepalen; twee keer de finish bereiken tijdens de reeksen is dus nodig om een finale te mogen rijden. Er zijn 4 finales: D, C, B en A. Een D-Finale wordt enkel georganiseerd indien er minstens 30 piloten gekwalificeerd zijn voor de Finales. De 6 met de hoogste scores gaan naar de D-Finale. De eerste en tweede gaan samen met de volgende 4 gekwalificeerde piloten, naar de C-Finale. De winnaar daarvan krijgt de laatste startplaats bij de vijf volgende in de B, analoog voor de A. De piloten starten niet meer naast elkaar maar verspringend: de eerste start op de pole, de tweede op positie 3, de derde achter positie 2, de vierde achter positie 4, de vijfde twee plaatsen achter de tweede en de laatste twee plaatsen achter positie 5 van de reeksen (het kan ook gebeuren dat de startrij van de reeksen als laatste startrij van de finales dienstdoet en dat plaatsen 1 tot en met 4 van de finales zich dus verder naar voor bevinden). Uitzonderlijk wordt er voor nationale kampioenschappen (onder andere in Nederland en Ierland) ook per acht gestart in de finales, met 3 piloten naast elkaar op de eerste en de derde rij. De afstand tussen de startstrepen van de verschillende rijen bedraagt 6 meter. Naargelang het kampioenschap en het circuit rijden de piloten dan 4, 5, 6 of zelfs 7 ronden. De tijd speelt geen rol meer; het is de plaats die telt.
Voor de startvolgorde worden niet de tijden bij elkaar opgeteld, maar wel de daarmee verbonden plaatsen in de bewuste reeks. Wie in een reeks de snelste tijd neerzet, krijgt voor die reeks één punt, de tweede twee, en zo voort. Wie in de twee eerste reeksen de snelste tijd neerzet heeft dus sowieso de pole in de A-finale, want niemand kan nog beter doen dan twee punten, en hoeft dus in principe de derde reeks niet meer te rijden. Wie uitvalt krijgt 80 punten, wie niet start 90 en wie gediskwalificeerd wordt 95. Deze punten kunnen niet in rekening gebracht worden voor de startvolgorde van de finales (vandaar dat twee tijden noodzakelijk zijn). Voor de uitslag van de wedstrijd telt enkel de volgorde waarin men de finishlijn overschrijdt; de resultaten van de reeksen spelen geen rol meer.
Soms (onder andere in Duitsland en Groot-Brittannië) wordt er na de eigenlijke finales nog een zogenaamde superfinale gereden. Deze race verloopt zoals een gewone finale, maar de starters kunnen uit de verschillende divisies komen. Degenen die aan de start mogen komen zijn immers de acht of zelfs tien (start in vier rijen: 3-2-3-2) piloten die tijdens de reeksen de snelste rondetijden hebben gedraaid.
Bron: Wikipedia – lees meer